Vroeger zei ik altijd “enigste” in plaats van “enige”. Het woord wordt gezien als een kenmerkende “taalfout” gemaakt door mensen van Friese afkomst, zoals ik. Derhalve wordt het een zogeheten “Frisisme” genoemd. Het Friese woord voor “enige” is namelijk “enigste” (in het Fries ongeveer uitgesproken als “ien-ig-ste”).
Waarom is dat een “taalfout”? Let wel, mijn probleem is niet met de Friezen die liever “enigste” gebruiken in plaats van “enige”, maar met de “taalpuristen” die menen hoe het Nederlands wel en niet gesproken en geschreven dient te worden. Sterker nog, het gebruik van het woord “enigste” is dusdanig gangbaar onder Friezen, dat ik zou durven spreken van een Fries Nederlands, een door de Friese taal beïnvloede versie van de Nederlandse taal, analoog aan het Vlaams Nederlands of met betrekking tot de Engelse taal bijvoorbeeld het Canadees Engels.
Nu is de antipathie jegens “enigste” een relatief onschuldige manifestatie van het Nederlands taalpurisme, ofschoon het nog steeds een vorm is van culturele stigmatisering van een bepaalde regionale variant van het Nederlands. Zelf heb ik instinctief de neiging om bepaalde grammaticale richtlijnen gelijk indirect is bevolen door de spellingwet achterwege te laten, domweg omdat ik vind dat het beter klinkt. Echter is er een meer sinistere dimensie aan het taalpurisme: Sinds de 19e eeuw heeft het Nederlands last van een kunstmatig verarmd vocabulaire.
Daardoor leent het Nederlands zich steeds minder goed om over complexe politieke onderwerpen te discussiëren, omdat taalpuristen klaar staan om bepaalde woorden te vervloeken tot “neologismen”. In een Nederlands context is een “neologisme” een woord welk niet vermeld staat in het Groene Boekje, ofschoon het woord “neologisme” zelf gewoon “nieuw woord” betekent. Het gebruik van neologismen wordt genoemd als een van de vermeende diagnostische criteria van autisme, dus kan de naleving van het Groene Boekje worden opgelegd met draconische middelen, tot en met pharmacologische martelingen aan toe. Doorgaans krijgt men te maken met arrogante opmerkingen van taalpuristen die een narcistische voldoening krijgen uit het “corrigeren” van anderen. Maar waar komt hun vermeende autoriteit precies vandaan?
Newspeak
In het boek Nineteen Eighty-Four waarschuwt George Orwell voor de risico’s die de verarming van taal met zich meebrengen. Het hoofdpersonage van het boek, Winston Smith, houdt zich bezig met het censureren van publicaties, waarbij hij een sleutelrol speelt in de handhaving van het zogeheten Newspeak, een op het Engels gebaseerde kunsttaal die is ontworpen om politieke discussies onmogelijk te maken. Hoewel Nineteen Eighty-Four zich richt op de Engelse taal en daarnaast een volkomen fictief verhaal is, zijn een aantal aspecten van het verhaal tot op heden heel relevant voor de politieke situatie die is ontstaan op Nederlandse bodem sinds de Siegenbeek standaardisering van het Nederlands kort na 1795.
Nederland is een van de weinige landen met een spellingwet, een wet welke dicteert wat de Nederlandse taal precies zou moeten zijn. Dit was grotendeels geïnspireerd op het revolutionaire Frankrijk, welk het concept van een spellingwet pionierde. Volgens de Amerikaans-Libanese wiskundige Nassim Nicholas Taleb (die in Frankrijk had gestudeerd) is het Modern Frans daardoor een van de meest overgereguleerde talen. Derhalve zou het Frans niet mee met de tijd kunnen gaan, maar deze kritiek zou net zo zeer van toepassing kunnen zijn op het Nederlands.
Zo schreef Pieter de la Court de Interest van Holland en Consideratiën van Staat. Echter, wie tegenwoordig het woord “consideratiën” in de mond neemt, of het woord “interest” gebruikt in een context buiten de financiële wereld in plaats van “belang”, zal door taalpuristen snel ervan worden beschuldigd een Anglicisme te begaan, een Verengelsing. Maar dergelijke woorden bestonden dus gewoon in het 18e eeuws Nederlands, maar zijn na de Bataafse revolutie in onbruik geraakt.
Immers, volgens de Spellingwet mag de Nederlandse Taalunie bepalen wat door kan voor Nederlands en wat niet. “Enigste” is geen geaccepteerde alternatieve versie van “enige”, omdat de Nederlandse Taalunie heeft bepaald dat “enigste” geen geldig Nederlands woord is en derhalve niet waardig zou zijn om opgenomen te worden in het Groene Boekje. Maar dat is domweg politieke controle van de Nederlandse taal, met zoals gezegd een aantal gevaarlijke implicaties.
Bepaalde politieke begrippen die bekend zijn uit het bijvoorbeeld het Engels of Russisch, zoals het Engelse Conviction (in de zin van een strafrechtelijke bevinding van schuld) of het Russische Nomenklatura hebben nog (geen) Nederlandse evenknie, maar om die termen te lenen wordt ook niet geduld, afgezien van zeer specifieke discussies over politiek in respectievelijk de Engelstalige landen of Rusland ten tijde van de Sovjet-Unie. Alsof de Nederlanden - want “Nederland” bestaat niet, alsof alles om de Randstad zou moeten draaien! - geen problemen zouden hebben met Nomenklatura die mensen valselijk een conviction opleggen. Dat is het echte gevaar van taalregulering en precies datgene waar George Orwell ons voor had gewaarschuwd: Dat oppositie letterlijk ondenkbaar dreigt te worden, omdat we de onderdrukkende aard van de belissingen van onze bewindspersonen niet meer in woorden kunnen brengen.
De mythe van een zuivere Nederlandse taal
Regulering van de Nederlandse taal is een relatief nieuw fenomeen. Tot 1795 bestond er nog geen “Algemeen Beschaafd Nederlands”. De Statenvertaling Bijbel van 1637 was destijds de belangrijkste standaard van de Nederlandse taal, hetgeen echter werd genuanceerd door conventies gehanteerd door Nederlandstaligen onderling. De Nederlandse taal kon zelfs per schrijver verschillen. In dat opzicht was de Nederlandse taalpolitiek van voor 1795 meer vergelijkbaar met de huidige taalpolitiek rondom de Engelse taal, waarbij de Nederlandse taal als het ware zichzelf reguleerde. Ook het Noors heeft twee verschillende versies van de taal, te weten het Nynorsk en Bokmål, omdat het van oudsher zwak gereguleerd werd.
De “taalpuristen” zijn dus ironisch genoeg tegenstanders van de ware geest der Nederlandse taal, wat zich door de eeuwen heen op organische wijze heeft ontwikkeld. Door de spellingwet en later de Nederlandse taalunie, heeft de Nederlandse taal diens sponsachtige spontaniteit verloren welke het Engels nog heeft. Daardoor wordt het moeilijker voor het Nederlands om diens relevantie te behouden met de veranderende tijdsgeest, omdat de taal minder snel kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen, enerzijds omdat pogingen nieuwe Nederlandse woorden te vinden worden afgedaan als “neologismen”, anderzijds omdat het gebruik van leenwoorden en leentermen uit andere talen evenzeer wordt ontmoedigd.
Maar misschien kan men denken dat de Nederlandse taal zonder regulering de samenhang verliest. Toch dient te worden opgemerkt dat het Engels sinds de publicatie van de King James Bijbel vergeleken met het Nederlands juist heel weinig is veranderd; het is derhalve aannemelijk dat indien het niet aan de Siegenbeek standaardisering zou hebben gelegen, het Nederlands een vergelijkbaar traject zou hebben doorgemaakt. Daarentegen zijn veel spellingwijzigingen in het Nederlands van bovenaf opgelegde dictaten, gelijk het soort hetgeen werd afgebeeld in Nineteen Eighty-Four.
Het moge duidelijk zijn: Weg met de spellingwet en weg met de Nederlandse Taalunie! Misschien dat toch maar weer “enigste” in plaats van “enige” moet gaan gebruiken? Ik ben immers een Fries. Misschien moet ik daarbij maar een “y” gebruiken in plaats van een “ij”? Misschien moet ik ook maar namen van dagen, maanden en religieuze groepen met een hoofdletter laten beginnen? De zogeheten “taalpuristen” zijn de bruikbare idioten geworden van de gevestigde orde, ofschoon de Nederlandse taal schreeuwt om vrij te zijn.